20e zondag door het jaar
KerkjaarCyclus: B
Intredelied:
547 Het brood in de aarde766 Brood zal ik u geven
Antwoordpsalm:
P58 20e zondag door het jaar - BAlleluia-vers:
4i Alleluia — Geprezen de HeerBij de bereiding van de gaven:
528 Gedenken wij dankbaar548 Zo lief heeft God de wereld
Communiezang:
906 Midden in de doodSlotlied:
921 Gestorven graan
Inhoudelijk aansluitend bij de evangelielezing: ZJ 766 Brood zal Ik u geven
Deze zondag lezen we verder uit de broodrede (Johannes 6) en dat mag al te horen zijn aan de intredezang: Brood zal ik u geven (766) herneemt het evangelie van vandaag. Een mogelijk alternatief vormt lied 547. Dat legt op een eigen manier het verband tussen het brood dat het werk is van onze handen en het brood waarin de Heer zichzelf aan ons uitdeelt: Het brood in de aarde ... het brood dat wij duur verdienen (derde strofe) ... Gij deelt het met ons, zo deelt Gij U zelf aan ons uit (vijfde strofe). Zo maakt het meteen de brug van liturgie naar leven.
In de antwoordpsalm zingen we veder uit psalm 34, met hetzelfde keervers als vorige week: Proeft en merkt op hoe mild de Heer is (P 58). Men kan ook aansluiten bij de uitnodiging - in de eerste lezing - tot de maaltijd van de wijsheid met lied 521: De Heer richt op zijn berg een maaltijd aan van spijs en merg en uitgelezen wijnen ... Op deze berg neemt Hij de sluier weg ... de duisternis zal worden afgelegd. Zij die in de woestijn het manna hebben gegeten, zijn gestorven maar de Heer reikt ons het brood van eeuwig leven (vgl. evangelie). Hij heeft zichzelf prijsgegeven tot in de dood. Hij werd het gestorven graan dat vrucht draagt en zo is Hij voor ons het levend brood geworden. Wie daarvan eet, leeft in eeuwigheid. Gestorven graan wordt brood (921), zo luidt daarom onze communiezang. Een tweede keuze is het lied 906 Midden in de dood, vnl. strofe 5.
Deze zondag lezen we verder uit de broodrede (Johannes 6) en dat mag al te horen zijn aan de intredezang: Brood zal ik u geven (766) herneemt het evangelie van vandaag. Een mogelijk alternatief vormt lied 547. Dat legt op een eigen manier het verband tussen het brood dat het werk is van onze handen en het brood waarin de Heer zichzelf aan ons uitdeelt: Het brood in de aarde ... het brood dat wij duur verdienen (derde strofe) ... Gij deelt het met ons, zo deelt Gij U zelf aan ons uit (vijfde strofe). Zo maakt het meteen de brug van liturgie naar leven.
In de antwoordpsalm zingen we veder uit psalm 34, met hetzelfde keervers als vorige week: Proeft en merkt op hoe mild de Heer is (P 58). Men kan ook aansluiten bij de uitnodiging - in de eerste lezing - tot de maaltijd van de wijsheid met lied 521: De Heer richt op zijn berg een maaltijd aan van spijs en merg en uitgelezen wijnen ... Op deze berg neemt Hij de sluier weg ... de duisternis zal worden afgelegd. Zij die in de woestijn het manna hebben gegeten, zijn gestorven maar de Heer reikt ons het brood van eeuwig leven (vgl. evangelie). Hij heeft zichzelf prijsgegeven tot in de dood. Hij werd het gestorven graan dat vrucht draagt en zo is Hij voor ons het levend brood geworden. Wie daarvan eet, leeft in eeuwigheid. Gestorven graan wordt brood (921), zo luidt daarom onze communiezang. Een tweede keuze is het lied 906 Midden in de dood, vnl. strofe 5.