2e zondag van de veertigdagentijd

KerkjaarCyclus: C

Intredelied:
325 Die in de hoogte woont
701 Hoe lief’lijk, hoe goed
Antwoordpsalm:
P41 2e zondag van de veertigdagentijd - C
Vers voor het evangelie:
3c Barmhartig de Heer
3d Lof en eer zij U
Bij de bereiding van de gaven:
301 Veel hoger dan Abraham klom
547 Het brood in de aarde
Communiezang:
322 Uit Oer is hij getogen
403 Gij zijt in glans verschenen
Slotlied:
442 Staat op en weest niet bang
Gregoriaans:
52 Kyriale XVII
72 Attende Domine


De prachtige intredepsalm 84 krijgt op deze zondag van de verheerlijking op de berg een bijzondere resonantie: Hoe lieflijk, hoe goed is mij, Heer, het huis waar Gij uw naam en eer hebt laten wonen (701). Een andere mogelijkheid is lied 325, Die in de hoogte woont. Dit lied kondigt al uitdrukkelijk de evangelielezing aan en verwijst in strofe 4 al naar het kruis op Goede Vrijdag: “Berg van de heerlijkheid wordt voor U Golgotha”.

Vandaag kan men eventueel als gezongen Kyrie het lied 329 programmeren: “Wij zoeken hier uw aangezicht. God, houd uw oog op ons gericht.

De eerste lezing uit het Eerste Testament schetst in de veertigdagentijd telkens een etappe uit het heilsgeschiedenis. Vandaag staat het Verbond met Abraham centraal. De antwoordpsalm 27 vertolkt het (blinde) vertrouwen van Abraham, die steunt op Gods belofte. Het keervers P 41 spreekt ook wij ons vertrouwen uit: “De Heer is mijn licht en mijn leidsman, wie zou ik vrezen?”.

De communiezang herneemt het paasvisioen op de berg (“zijn gelaat veranderde van aanblik en zijn kleren werden verblindend wit”): Gij zijt in glans verschenen…ons straalt uw heerlijkheid! (403) Ofwel kiest men voor een echo van de eerste lezing met 322, Uit Oer is hij getogen, aartsvader Abraham.