4e zondag van de veertigdagentijd

KerkjaarCyclus: B

Intredelied:
352 Naam van Jezus die ten dode
754 De vreugde voert ons naar dit huis
931 Hoe sprong mijn hart
Antwoordpsalm:
922 Als God ons thuisbrengt
P183 4e zondag van de veertigdagentijd - B
Vers voor het evangelie:
3c Barmhartig de Heer
3d Lof en eer zij U
Bij de bereiding van de gaven:
526 Al wat er nodig is
535 Het brood, het goede brood
Communiezang:
548 Zo lief heeft God de wereld
Slotlied:
377 Aan uw stam, o Kruis
Gregoriaans:
52 Kyriale XVII


Inhoudelijk aansluitend bij de evangelielezing: ZJ 548 Zo lief heeft God de wereld gehad

Op deze half-vasten-zondag heeft de liturgie als intredezang altijd psalm 122 (121) gezongen, in ons liedboek terug te vinden onder nummer 931: Hoe sprong mijn hart hoog op in mij toen men mij zeide: Gord u aan om naar des Heren huis te gaan. Ja, Pasen, de eindbestemming van onze veertigdagentocht, is vandaag reeds in het zicht en dit vervult de christengemeente met grote vreugde. Men zou ook lied 352 kunnen zingen, over de Naam van Jezus die op het kruishout staat geschreven. God heeft u een naam gegeven, hoog verheven (derde strofe). Daarmee schetst men iets van de sfeer van deze zondag, die in het evangelie spreekt van de omhoog geheven Mensenzoon.

Het Oude Testament blijft vandaag stilstaan bij de ballingschap. Vandaar de antwoordpsalm 137 (136), waarin de ballingen vanuit het vreemde land hun hunker uitzingen naar Jeruzalem: Moge mijn tong in mijn mond blijven kleven als ik aan u niet meer denk (P 183). Deze psalm kennen we ook in de mooie bewerking van lied 922: Als God ons thuisbrengt uit onze ballingschap.

De communiezang herneemt vers 16 uit het evangelie: Zo lief heeft God de wereld gehad (548). Maar men kan ook weer een lied zingen over de aan de kruisboom verheven Mensenzoon (vgl. het evangelie, v. 14) want dit beeld staat eigenlijk centraal in deze zondagsliturgie: Aan uw stam, o Kruis ... Wij aanbidden U, Heer, wij loven U omdat Gij ons door uw heilig Kruis weer terugroept binnen het vaderhuis (377).