1e zondag van de veertigdagentijd

KerkjaarCyclus: B

Intredelied:
306 Een mens te zijn op aarde
315 Wij roepen, Heer
Antwoordpsalm:
P40 1e zondag van de veertigdagentijd - B
Vers voor het evangelie:
3c Barmhartig de Heer
3d Lof en eer zij U
Bij de bereiding van de gaven:
302 Gij hebt met groot geduld
309 Zo spreekt de Heer
Communiezang:
317 Israël trok Egypte uit
331 Jezus, diep in de woestijn
606 Wie ingaat tot dit water
Slotlied:
327 Alles wat over ons geschreven is... veertig dagen
Gregoriaans:
72 Attende Domine


Inhoudelijk aansluitend bij de tweede lezing: ZJ 606 Wie ingaat tot dit water

Inhoudelijk aansluitend bij de evangelielezing: ZJ 331 Jezus, diep in de woestijn

De intredezang is het meest typische lied voor deze ‘woestijn’-zondag, namelijk 306: Een mens te zijn op aarde. Heel ons menselijk bestaan wordt hier uitgebeeld als een pelgrimstocht die naar het leven leidt (4de strofe). Dat is ook de betekenis van de veertig dagen die wij vandaag aanvatten naar Pasen. In de tekst komt de figuur van Jezus - die uit het water (van de Jordaan) komt en de woestijn ingaat - duidelijk aan het licht. Wat wij vandaag beginnen, heeft Jezus ons voorgedaan. Daarom is dit het intredelied, niet alleen van deze zondag maar van heel de veertigdagentijd.

De antwoordpsalm 25 sluit aan bij het thema van de weg. Het keervers (P 40) luidt: De wegen van God zijn goed en betrouwbaar. In de eerste lezing roept God halt toe aan het water van de zondvloed. Zijn boog in de wolken is het teken van het nieuwe verbond dat God met Noach en met heel de aarde aangaat. Een mogelijk alternatief voor de antwoordpsalm is dan lied 606 Wie ingaat tot dit water, gaat in tot die het water schiep. Zo wordt de brug geslagen met het water van de doop, waarin wij herboren worden tot nieuw leven.

In de veertigdagentijd wordt het Alleluia niet gezongen. Zingt Jubilate biedt twee acclamaties voor het vers voor het evangelie: 3c Barmhartig de Heer en 3d Lof en eer zij U, Heer Jezus. Men kan deze twee mogelijkheden afwisselend gebruiken op de zondagen waarop er geen andere bijzondere suggesties gedaan worden voor dit moment.

De communiezang, lied 317, bezingt opnieuw de woestijntocht van Israël en van Jezus, maar ook onze eigen tocht. Het is inderdaad een echte communiezang want wij weten dat de Heer ons voorgaat en leidt. Hij is zoals nu in de eucharistische maaltijd ons levend water, ons brood, onze wijn: Israël trok Egypte uit door de woestijn ... Alleen de Heer die hen voerde ...; hun water, hun brood, hun vruchten, hun wijn. Men kan ook lied 327 zingen, als een biddende vooruitblik op de komende periode: Alles wat over ons geschreven is, gaat gij volbrengen in de veertig dagen.