H. Familie

KerkjaarCyclus: B

Intredelied:
220 Daar komt een schip geladen
701 Hoe lief’lijk, hoe goed
Antwoordpsalm:
P145 H. Familie - B
Alleluia-vers:
3b Alleluia — Ik verkondig u een blijde boodschap
Bij de bereiding van de gaven:
215 Verschenen is de mildheid
666 God die in het begin
Communiezang:
210 Heer, hoe zijt Gij gekomen
232 Van ver, van oudsher aangereikt
Slotlied:
214 Vanwaar zijt Gij gekomen


Inhoudelijk aansluitend bij de eerste lezing: ZJ 512 Eert God die onze Vader is

Inhoudelijk aansluitend bij de tweede lezing: ZJ 666 God, die in het begin

Inhoudelijk aansluitend bij de evangelielezing: ZJ 214 Vanwaar zijt Gij gekomen

De liturgie van vandaag ademt de algemene sfeer van de kerstliturgie met een speciaal accent op de heilige Familie van Nazareth. De liedkeuze kan dus zowel terecht bij het kerstrepertorium als bij enkele meer specifieke liederen voor deze feestdag. Voor de intredezang is er bijvoorbeeld: Daar komt een schip geladen (220). Het is een echt kerstlied dat echter in de vijfde strofe vooruitwijst naar lijden en kruis, net zoals het evangelie van deze dag over de vlucht naar Egypte. Een andere mogelijkheid is 701 Hoe lieflijk, hoe goed is mij, Heer, het huis waar Gij uw naam en eer hebt laten wonen. Dit lied is een duidelijke aankondiging van het feest van deze dag en bovendien een gepaste intredezang, een zingende begroeting vanwege ons die het huis van de Heer zijn binnengetreden.

Lied 234 Toon ons uw Zoon (met dezelfde melodie als 134 voor de advent) kan gebruikt worden als een gezongen gebed om ontferming.

De antwoordpsalm 105 verwijst naar het verbond van God met Abraham, waarvan de eerste lezing verhaalde. Het bijhorende keervers bevestigt: De Heer is onze God, voor eeuwig blijft zijn verbond van kracht (P 145). Men kan ook kiezen voor lied 210 Heer, hoe zijt Gij gekomen of voor 552 Voor de toegewijden … Vaders die ons leidden, moeders die ons droegen.

Voor de communiezang grijpen wij terug naar het kerstrepertorium: 208 Er is een roos ontsprongen, 214 Vanwaar zijt Gij gekomen?, 210 Heer, hoe zijt Gij gekomen? of nog 232 Van ver, van oudsher aangereikt.