4e zondag van de veertigdagentijd

KerkjaarCyclus: A

Intredelied:
544 Ik zal zolang ik leef
931 Hoe sprong mijn hart
Antwoordpsalm:
P28 4e zondag van de veertigdagentijd - A
Vers voor het evangelie:
3d Lof en eer zij U
Bij de bereiding van de gaven:
323 Oud het leven dat wij leiden
Communiezang:
559 De Heer heeft mij gezien
Slotlied:
315 Wij roepen, Heer
Gregoriaans:
52 Kyriale XVII
72 Attende Domine


Het is een eeuwenoude traditie dat de intredezang van de halfvastenzondag Laetare zingt over de blijde opgang naar Jeruzalem en dit aan de hand van psalm 122, de geliefkoosde psalm van de pelgrims die opgingen naar de heilige Stad om er het paasfeest te vieren. Daarom onze intredezang 931: Hoe sprong mijn hart hoog op in mij toen men mij zeide: 'Gord u aan om naar des Heren huis te gaan … Jeruzalem dat ik bemin, we treden uwe poorten in.

Het Oude Testament stelt vandaag in de galerij van grote figuren de herdersjongen David centraal: de Heer kiest hem uit om zijn volk te weiden. Zo is David reeds een voorafbeelding van de Goede Herder, Jezus. Daarom biedt de liturgie als antwoordpsalm ook psalm 23 aan. Het keervers luidt: De Heer is mijn herder, niets kom ik tekort (P 28).

Als overweging en naspel op het evangelie zingen wij de communiezang: De Heer heeft mij gezien en onverwacht ben ik opnieuw geboren en getogen. Hij heeft mijn licht ontstoken in de nacht, gaf mij een levend hart en nieuwe ogen (559). Als de woorddienst en vooral de homilie ons voeren tot een punt waarin wij onszelf herkennen in de blindgeborene en onszelf door de Heer aangeraakt en genezen weten, dan zullen wij inderdaad voluit en met een dankbaar hart kunnen zingen tot de Heer die ons nieuwe ogen geeft en die weldra in de duisternis van de paasnacht voor ons weer het licht ontsteekt van de paaskaars.