29e zondag door het jaar

KerkjaarCyclus: C

Intredelied:
522 Heer, laat mij voor uw altaar komen
751 Ik zie de hemel opengaan
Antwoordpsalm:
P165 29e zondag door het jaar - C
Alleluia-vers:
4g Alleluia — Uw woord is een lamp
Bij de bereiding van de gaven:
722 Wees niet bezorgd, heeft Hij gezegd
Communiezang:
526 Al wat er nodig is
Slotlied:
734 Wij bidden U om vrede

De intredezang bezingt eenvoudig de vreugde van onze zondagse opgang naar de tempel en naar het altaar van de Heer, aan de hand van een psalm die in de vroegere misritus altijd door de priester werd gebeden aan de voet van het altaar: Heer, laat mij voor uw altaar komen (522).

De woorddienst draait rond één grote gedachte: het smeekgebed. Dit vraaggebed is dan geen blijk van twijfel of ongeloof, alsof God anders niet naar ons zou omzien. Integendeel, het is ons vertrouwen uitspreken dat Hij beter dan wijzelf weet wat wij nodig hebben. Na het verhaal over het bemiddelend gebed van Mozes volgt als antwoordzang de vertrouwenspalm 121, met als keervers “Mijn hulp zal komen van God de Heer” (P165).

Ook de communiezang blijft op dezelfde golflengte. Lied 526 spitst ons christelijk vraaggebed toe op het éne en noodzakelijke: het brood en de wijn van de eucharistie, de Heer Jezus zelf: Al wat er nodig is om te bestaan, vraag dat in Jezus’ naam: brood om te eten en wijn van vreugde. Lied 734 Wij bidden U om vrede richt ons gebed op een aantal andere wezenlijke gaven van godswege: vrede, wijsheid, zegen, de Geest.